Drie van de vier evangelisten vertellen de geschiedenis van de genezing van de vrouw die al vele jaren aan bloedvloeiingen leed: Mattheüs 9:18-26; Marcus 5:21-34 en Lukas 8:40-56. Zie daarvoor ook het stukje “Als Jezus geraakt wordt”.
Er is een punt dat ik wil voorleggen om de vertaalslag te kunnen maken naar de dag van vandaag en welke betekenis deze geschiedenis voor ons zou kunnen hebben. Jezus zegt tegen deze vrouw:“Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal”. Er staat dus niet dat ze gered en genezen is doordat zij naar Jezus is toegelopen en Hem heeft aangeraakt. Wat Jezus letterlijk zegt is dat het haar gelóóf in Hem is dat haar redding bracht; dát is essentieel. Wij kunnen Jezus niet letterlijk aanraken. Maar sinds Pinksteren is Zijn Geest uitgestort en kunnen wij door geloof een ontmoeting met Hem hebben, Hem naderen, Hem raken. Onze zorgen, onze problemen, ons lijden raakt Hem. Hij is met diepe ontferming bewogen over ons. Door Zijn geraaktheid mogen wij, net als deze vrouw, putten uit de bronnen van Zijn kracht. Deze vrouw kreeg in de ontmoeting met Jezus een drievoudige zegen: redding, vrede en genezing. In een ontmoeting met Jezus vallen ons altijd een, twee of misschien wel drie van deze zegeningen ten deel. Het is daarmee ook gezegd dat niet iedereen genezen wordt of altijd vrede in het onrustige hart krijgt.
Over die drievoudige zegen: redding, vrede en genezing. Ik heb het sterke vermoeden dat deze volgorde van zegeningen niet willekeurig door Jezus is uitgesproken. Volgens mij zit er een opbouw in. De eerste zegening van redding valt iedere gelovige ten deel. Door je geloof ben je, zonder verder voorbehoud, gered en ben je voor eeuwig behouden. Niets of niemand kan daar iets aan veranderen of het ongedaan maken. Geen enkele macht of kracht kan je nog uit de hand van God roven. Geloof in Jezus maakt ook dat je kan veranderen.
Voor wat betreft de zegening van vrede ligt dat volgens mij anders. Deze vrouw mocht van Jezus de vrede ontvangen in een diep gekwetst hart. Ze is 12 jaar lang een onreine vrouw geweest, heeft daardoor grotendeels naast de gemeenschap gestaan, ze mocht niet in de synagoge komen, ze is verstoken gebleven van intimiteit en was haar hele vermogen kwijtgeraakt aan behandelingen die haar wel veel ellende hebben bezorgd maar geen enkel resultaat hebben gebracht; eerder verslechtering. Ze leed lichamelijk aan een heel vervelende aandoening maar ik schat in dat haar geestelijk lijden zwaarder en de pijn in haar hart vele malen groter is geweest. In dat gepijnigde hart geeft Jezus Zijn vrede. Hoewel ik zie dat vele christenen door hun geloof rust en vrede vinden in hun situatie van zorgen en problemen zie ik tegelijkertijd in het pastoraat en in de praktijk dat niet iedere christen deze shalom in zijn hart ervaart. Ondanks hun geloof in hun redding en eeuwig behoud is de strijd in hun hart vele malen groter dan de rust. Soms is het een fase van onrust in een periode van ziekte of bij andere problemen; soms gaat het om een jarenlange strijd. Het meest heftige dat ik eens heb meegemaakt is dat iemand uit het leven is gestapt en een briefje heeft achtergelaten met daarop de volledige tekst van het lied Opwekking 125: “Heer, ik kom tot U…” . Deze persoon was overtuigd van zijn redding maar zag geen andere mogelijkheid meer dan het leven vrijwillig te beëindigen en rechtstreeks zijn toevlucht in de armen van Jezus te zoeken omdat hij de pijn in zijn hart niet meer kon dragen. In het pastoraat kom ik het meer dan eens tegen hoe mensen in stilte en eenzaamheid enorm kunnen lijden aan hun pijnen ondanks dat ze weten dat ze gered zijn door het geloof.
De derde zegen, de zegen van genezing, zal lang niet iedereen in dit aardse bestaan krijgen. Was het maar waar. Niet iedereen wordt genezen van zijn aandoening ondanks dat God zeker bij machte is om iedere ziekte en iedere zieke te kunnen genezen. In het leven om ons heen zien we tot ons groot verdriet vaak genoeg dat mensen die, ondanks hun geloof en ondanks de vrede in hun hart, toch het aardse leven moeten loslaten. Mensen overlijden soms op veel te jonge leeftijd, waarbij ze hun partner en kleine kinderen moeten achterlaten. We leven in een lichaam dat aan de vergankelijkheid onderhevig is (1 Kor. 15:42; 2 Kor. 5:1, 2). Ons kwetsbare lichaam, vatbaar voor allerlei ziektes en aandoeningen, zal na ongeveer ons 30ste levensjaar onherroepelijk langzaam maar zeker aftakelen. Het is een keiharde werkelijkheid die voor ons allemaal geldt. Niemand uitgezonderd.
“Uw geloof heeft u gered”. Redding door geloof staat helemaal vooraan. Zoals Jezus dat vier keer, in het Lucas-evangelie, tegen verschillende personen heeft gezegd. Daarvoor is Jezus in de wereld gekomen; om deze te redden.