U oordeelt met menselijke maatstaven, maar ik oordeel over niemand. (Joh. 8:15)
U bent van beneden, ik ben van boven (Joh. 8:23)
Het blijft voor mij een zeer intrigerend deel uit het Johannesevangelie[1], de vergeving van de vrouw die overspel pleegde. Ik heb er vaker over geschreven[2]. Dit stuk weer opnieuw tot me nemend viel me nu iets anders op ten opzichte van eerdere keren dat ik dit stuk gelezen heb. Namelijk dit: de schriftgeleerden en de farizeeërs bleven bij Jezus aandringen op Zijn mening, op Zijn oordeel over deze zondige vrouw (vers 7a).
Als ik in de Bijbel lees dan probeer ik steeds naar overeenkomsten te zoeken in wat ik allemaal tegenkom in mijn dagelijks leven. Ineens schoot me een verband te binnen; het hardnekkig vasthouden aan oordelen, zoals de farizeeërs en schriftgeleerden ook bleven ‘drammen’. Oordelen die ik heb over de ander, oordelen die ik heb over mezelf. En daarmee verlies ik Gods opdracht tot liefde, genade en vergeving volledig uit het oog. Waarom is het zo moeilijk om mild en genadig te zijn naar een ander en naar mezelf?
Laat ik me concentreren op dat laatste: mild en liefdevol naar jezelf zijn. Ik doe dat omdat ik zoveel mensen tegen kom met zo’n sterke innerlijke criticus[3]; en omdat ik daar zelf ook regelmatig last van heb.
Op sommige momenten voel ik me zo kwetsbaar, zwak of onvolkomen en vind ik dat ik het veel beter moet kunnen. Ik baal er van dat het me op een aantal fronten niet lukt; niet op eigen kracht en ook niet met hulp van anderen. Ik heb er moeite mee dat het van de kant van God soms zo akelig stil lijkt te zijn. Alsof ik daaruit te leren heb dat ik moet aanvaarden dat het is zoals het is. Zijn zwijgen is niet om mij te laten aanmodderen maar een soort van uitnodiging dat ik mag leven uit Zijn genade. Dát is genoeg. [4] Dat zijn zulke bijzondere woorden. God ontkent onze tekorten en onvolkomenheid niet, Hij verandert zelfs de omstandigheden niet. Nee, Hij omarmt ze met Zijn genade. Daarmee nodigt Hij ons ook uit om ze te aanvaarden. Hij verandert daarmee onze omstandigheden niet maar wel ons hart, onze positie ten opzichte van onze problemen.
Waarom is het zo moeilijk om onvoorwaardelijk Gods vergeving volledig te aanvaarden en toe te eigenen? Waarom laat ik dat op een of andere manier aan me voorbijgaan, alsof het niet beklijft en langzaam langs me heen glijdt? Speelt angst soms een rol? Het gewoon niet kunnen geloven dat Zijn liefde zoveel groter en sterker is dan al onze hardnekkige zelfveroordelingen? Bang dat Zijn genade uiteindelijk toch niet voldoende blijkt te zijn? Bang dat onze fouten toch groter zijn en we Gods boosheid over ons afroepen? Bang dat de klap toch nog een keer ‘uit onverwachte hoek’ komt, dat de boemerang ons ineens van achter inhaalt en neersabelt? Dat er toch nog een soort van genoegdoening van onze kant tegenover moet staan? Dat wij iets moeten doen om God tevreden te stellen? Druipen wij ook stilletjes af, vallen we van binnen als het ware stil en zwijgt onze innerlijke criticus, als Jezus rechtstreeks ons hart doorboort en ons confronteert met een nog veel sterkere liefde voor ons?
Weer terug naar het Johannesevangelie. Hoewel het gedeelte over de overspelige vrouw bij vers 11 lijkt afgesloten, is dat mijns inziens niet het geval. Ondanks dat er een tekstonderbreking is en er een nieuwe ‘perikoop’[5] begint met de subtitel “Jezus getuigt over zichzelf”, horen de daarop volgende verzen wel degelijk bij de geschiedenis van de overspelige vrouw! Waarom? Omdat Hij in de volgende verzen indirect terugkomt op deze situatie. Jezus neemt opnieuw het woord (vers 12) en richt zich niet meer op de vrouw maar op alle andere toehoorders, voor zover ze nog gebleven zijn. Hij heeft het over al onze oordelen. Hij verwijt de schriftgeleerden en de farizeeërs te oordelen ‘met menselijke maatstaven’ (vers 15 [6]). Bam, die komt binnen. Dat is precies wat ik óók doe over mezelf (en over anderen…). Mijn norm is ‘van beneden’ en niet ‘van boven’ (vers 23).
Ik kan me wel eens beschaamd voelen over hoe vasthoudend ik kan zijn over mijn eigen (negatieve) overtuigingen ten opzichte van Zijn grote geduld en liefde voor mij en ons allemaal. Alsof Jezus, nadat Hij met zijn vingers iets op de grond had geschreven, zich weer opricht en mij en jou met waterige ogen aankijkt en zich afvraagt: “Waarom ben je toch zo hard voor jezelf en voor anderen?”
Ik vind tussen de regels door een hele mooie bemoediging in dit stuk. Hoe volhoudend wij ook kunnen zijn in al onze oordelen, Jezus laat zich niet van de wijs brengen. Hij blijft zwijgend richting de grond gebukt, schrijft wat met de vingers op de vloer en kijkt ons op een gegeven moment vol ontferming aan en zegt “Ik veroordeel je niet”. Slechts een paar ingetogen woorden van de Ene overstemmen in één klap al de aanhoudende oordelen.
Mijn hart staat in brand van verwondering, verbazing en
ontroering!
[1] Joh. 8: 1-11
[2] Zie ook bij: Jezelf stenigen, de 8e steen, in mijn plaats (in ontwikkeling), zondig niet meer (in ontwikkeling)
[3] De innerlijke criticus (een term uit de psychosociale gezondheidszorg) is de kritische stem in je; de stem die voortdurend afbrekende kritiek heeft op jezelf en op anderen. De stem vol van afkeurende gedachten over alles en iedereen. Wat je ook doet, je zult nooit kunnen voldoen aan de strenge en hoge eisen van die stem.
[4] Zie 2 Kor. 12:9
[5] Een perikoop is een fragment uit de Bijbel dat inhoudelijk een eenheid vormt
[6] Vgl. 1 Sam. 16:7