Om inzichtelijker te maken hoe de relatie is tussen het lichaam en gevoelens die daarin zitten maak ik onderscheid in een vijftal ‘dimensies’ in het lijf. Ze zijn niet letterlijk in het lichaam te vinden; het is een hypothese, een gedachtegang. Het is een bruikbare manier om het mechanisme van hoe het gevoel zich uit in ons lichaam wat beter in beeld te krijgen.
1e dimensie: het stoffelijk lichaam
Uit stof zijn wij genomen en tot stof zullen we wederkeren. We hebben een lichaam dat bestaat uit allerlei lichaamsdelen, zoals de huid, spieren, gewrichten, bloedvaten, hart, longen, hersenen, nagels, haren en ga zo maar door. Al die lichaamsdelen zijn gevormd uit vele bouwstoffen zoals water, koolstof, kalk, ijzer, zouten en noem maar op. Uit al die materialen heeft God ons lichaam gevormd. Het stoffelijk lichaam is dat lijf dat als ‘stoffelijk overschot’ achterblijft als we de laatste adem hebben uitgeblazen en het ontzield is. Deze laag van het lichaam kan je vergelijken met bijvoorbeeld een stoel: deze is gemaakt van ijzer, kunststof en hout. Een ‘ding’ dat verder nog niets doet.
Paulus noemt het lichaam onze ‘aardse tent’ en spreekt over ‘de tempel van de Heilige Geest’. Het lichaam is het huis waarin wij wonen. Het is een vergankelijk lichaam; we mogen er zuinig op zijn zonder het ‘onderhoud’ ervan tot een cult te verheffen of het in te zetten als object tot verleiding.
2e dimensie: het levend lichaam: het voelbare lichaam
Nadat God het stoffelijk lichaam gevormd had blies Hij levensadem in de neus van het lichaam. Daarmee werd het lichaam tot een levend wezen. Het woord ‘wezen’ betekent: een levende ziel, een zelf, een persoon, een individu/mens; de ziel als de zetel van gevoelens, emoties, passie en lusten. In de Bijbelse taal zetelt dit in het hart.
Het stoffelijke lichaam leeft. Er gebeurt daar van alles in. Het hart klopt, de longen halen adem, de spieren bewegen, de darmen nemen voedingsstoffen op, haren groeien, de blaas kan overtollig vocht verzamelen en uitscheiden, het lichaam kan transpireren, blozen, kippenvel krijgen; noem maar op. Het lijf leeft! Dat is voelbaar. Je krijgt zo besef van je lichaam, een bewustzijn van je lijf en wat daarin gebeurt.
We hebben vijf zintuigen om mee waar te nemen: horen, zien, proeven, ruiken en tasten. We kunnen met die zintuigen ons lichaam waarnemen, de binnenwereld voelen. We kunnen de maag horen knorren, honger en dorst voelen, een zachte streling, we kunnen voelen dat we blozen, de ademhaling en de hartslag voelen, de aandrang voelen om naar het toilet te gaan, spierspanningen en trillingen voelen, enzovoorts. We kunnen met de vijf zintuigen ook de buitenwereld waarnemen. We kunnen warm en koud waarnemen, licht en donker, hard en zacht, droog en nat; ga zo maar door. Strikt genomen gaat het om de feitelijke, onbevangen waarneming, van dat wat voelend waarneembaar is met de zintuigen. We noemen deze waarneming de ‘objectieve waarneming’. Er is een besef van gewaarwording en er zit geen waardeoordeel aan.
Met deze vijf zintuigen kunnen we een brug maken, een verbinding maken tussen onze binnenwereld en de buitenwereld. Een contact maken tussen onszelf en de ander.
3e dimensie: het expressieve lichaam; gevoel en emotie
De waarneming in het levende, voelbare lichaam, de waarneming van de binnenwereld en van de buitenwereld zegt nog niets over de beleving ervan. Die zit als het ware weer een laag dieper. Dat er lichamelijke reacties zijn (2e laag) zegt nog niets over waarom deze er zijn. Je kan kippenvel krijgen omdat je het koud hebt maar je kan ook kippenvel krijgen omdat iemand met zijn nagels over het krijtbord krast of omdat je door een verhaal van iemand enorm geraakt wordt. Als ik met iemand naar een muziekstuk luister dan horen we allebei hetzelfde; dezelfde tonen, dezelfde melodie, hetzelfde volume. Die waarneming is voor een ieder gelijk. Maar de innerlijke beleving van de muziek kan totaal uiteenlopen. Daar waar bij de een de tranen in de ogen kunnen springen van ontroering kunnen bij de ander de haren overeind gaan staan van aversie. Iemand kan een hand op mijn schouder leggen; van de ene persoon kan ik hem hebben, van de ander juist helemaal niet.
Het lichaam is als het ware de klankkast van het gevoel. In Mattheüs lezen we op een aantal plaatsen hoe Jezus diep geraakt werd door wat Hij zag. Jezus voelde zijn geraaktheid als het ware in zijn ingewanden, diep van binnen. Die geraaktheid bleef niet in hem, het zette Hem in beweging.
Wat roept datgene wat je feitelijk hebt waargenomen in je op als mens? Wat doet het met je op gevoelsniveau, in de zin van je beleving? En, is dat voor jou voelbaar in je lichaam? Hoe neem jij dat in jezelf waar? Herken je ook dat jouw beleving daarmee ook iets zegt over jou? Dat het iets zegt over jou in relatie tot het gebeuren? Dat het iets zegt over jou in relatie tot de ander?
Met name uit deze derde laag komt wat we in de volksmond noemen ‘lichaamstaal’. De taal van het lichaam, de expressie van gevoel, gaat via gebaren, lichaamshoudingen, lichaamsbewegingen en lichamelijke reacties zoals zweten, blozen, bleek worden, gespannen zijn. Hier ‘vermengen’ als het ware de eerste drie lagen zich met elkaar. Deze expressie zegt iets over hoe iemand in de verbinding staat met de wereld om hem heen. Met je woorden kan je nog een beetje draaien, soms liegen. Met het lichaam kan je dat niet. De titel van het eerste boek van Ted Troost (een fysiotherapeut die de haptonomie bekend heeft gemaakt bij het grote publiek door de behandeling van bekende topsporters zoals Marco van Basten, Ruud Gullit, Hein Vergeer, Yvonne van Gennip en vele anderen) is heel treffend gekozen: “Het lichaam liegt nooit”.
4e dimensie: het herinneringslichaam
We kunnen in een bepaalde situatie gevoelens ervaren. Die ervaren gevoelens zijn concreet waarneembaar in het hier en nu. Gevoelens kunnen delen van het emotionele brein in werking zetten en emotionele reacties in het lichaam geven zoals een verandering van de ademhaling, de hartslag, transpiratie, doorbloeding, spierspanning, kippenvel enzovoorts.
Wij hebben een geheugen: een geheugen voor feiten, geheugen op verstandsniveau én een geheugen voor gevoelens. Gevoelens, sferen, zintuiglijke ervaringen worden in ons lichaam en brein opgeslagen. Deze ervaringen zijn continu op de achtergrond aanwezig en paraat. Daar hoef je je overigens niet altijd bewust van te zijn. Een gevoel dat je op dit moment voelt kan ook oudere gevoelservaringen tot leven brengen en leiden tot (vaste) reactiepatronen. Zie daarvoor de situatie van Harry, zoals hierna beschreven staat.
Harry is een 38 jarige man die is opgegroeid met een dominante vader. Hij maakte voor de 2e keer in zijn leven een burn-out door. De eerste keer was 7 jaar geleden. Hij werkte toen samen met een collega die hij nogal bazig vond en waar hij niet goed mee overweg kon. Met anderhalve maand rust en een aantal gesprekken met de bedrijfsarts hervond hij zichzelf weer. Hij heeft in de jaren daarna weer prima gefunctioneerd, ook omdat die collega een andere baan vond. Twee jaar geleden kreeg Harry een nieuwe leidinggevende. Een no-nonsense type. Motto’s van zijn leidinggevende waren: niet zeuren, doen wat je opgedragen wordt en accepteren dat er hard gewerkt moet worden. Het is kiezen of delen, slikken of stikken. De werksfeer werd voor Harry zo benauwend dat het bijna ‘stikken’ werd. Hij is hierdoor opnieuw in een stevige burn-out geraakt.
Ik doe met Harry een oefening. Harry staat op een plaats in de kamer en ik loop op hem af, waarbij we kijken wat er gebeurt. Ik bemerk dat bij deze naderoefening Harry heel snel in de stress schiet: hij verkrampt, verstijft, maakt zich klein en doet stapjes achteruit om mij de ruimte te geven. Harry voelt deze spanning in zijn lichaam (1e en 2e laag) en hij voelt zich hierbij onmachtig en onzeker (3e laag). Dat gevoel van onmacht en onzekerheid is een gevoel in het hier en nu. Het is echter ook een heel bekend gevoel voor Harry. Al van kinds af aan. Harry’s vader is een man met een grote overtuigingskracht en een sterke wil. Zijn vader kan soms overdonderend zijn. Als Harry iets wil dan kan zijn vader hem daar makkelijk met allerlei argumenten weer vanaf brengen. Zoveel ruimte kreeg Harry vroeger niet, zoveel ruimte krijgt hij nog steeds niet van zijn vader, ondanks dat Harry inmiddels 38 jaar is. De keuze van hem om zich kleiner te maken en een stapje achteruit te doen heeft een reden. Op deze manier voelt hij zich het meest veilig en het minst kwetsbaar.
Het gevoel van onmacht en onzekerheid zit in zijn lichaam opgeslagen en komt in bepaalde situaties en bij sommige mensen weer naar de oppervlakte (vanuit de 4e laag; het herinneringscentrum). Harry reageert steeds op dezelfde manier: zich klein maken en een stapje opzij doen. Dat doet hij letterlijk en dat doet hij figuurlijk. Bijna altijd is dit een onbewust mechanisme.
Het was voor hem een openbaring toen het verband werd gelegd tussen zijn gevoelens van onmacht tijdens de oefening en de kinderjaren waarin deze ontstaan zijn. Het maakte hem ook duidelijk waarom hij “zo vaak in discussies het onderspit delft”, zoals hij het zelf aangeeft. Hij heeft te weinig geleerd om ruimte voor zichzelf in te nemen op de momenten dat het nodig is. Ten diepste doet het hem verdriet omdat hij zich niet gezien voelt en omdat hij zich geen raad weet met de situatie. In Harry zit veel oud verdriet. Het zijn ‘oude pijnen’; het zijn onverwerkte emoties. Emoties die niet geuit zijn. Deze onverwerkte oude pijnen kunnen een bron zijn van veel spanningen, klachten of problemen.
Het kunnen opslaan van gevoelens heeft een belangrijke functie. Je hebt het nodig in je leerproces om te kunnen (blijven) leven. Als je niet onthoudt dat aanraken van een hete kachel schadelijk is dan zal je je blijven verbranden. Als je niet onthoudt dat het tegenspreken van een wilskrachtige vader kan leiden tot conflicten dan zal je bij elke confrontatie pijn in je ziel ervaren. De opgeslagen ervaringen vormen je en leren je om je aan te passen aan de omgeving; of het nu gaat om positieve of negatieve ervaringen.
Het opslaan van ervaringen heeft ook een sociale functie. Omdat we zelf levenservaring opbouwen en opslaan zijn we in staat om met het leed van anderen mee te voelen. Daar is het principe van de empathie op gebaseerd. Het Griekse woord ‘pathos’ betekent ‘voelen’. We kunnen met de ander meevoelen, de ander aanvoelen, we hebben een invoelend vermogen. Het zien of het horen van het leed van een ander ‘raakt ons van binnen’. Dat kan alleen als we zelf een gelijke of gelijksoortige ervaring(en) hebben meegemaakt. Zo niet, dan kunnen we ons hooguit voorstellen hoe iets voor de ander zou kunnen zijn. Ik kan niet meevoelen hoe het is om in een echtscheidingsproces te zitten. Omdat ik het zelf niet ken. Ik kan me er wel iets bij voorstellen. Dat kan ik omdat ik bepaalde aspecten die spelen bij een echtscheiding op een andere manier wel heb meegemaakt zoals het verlies van een geliefde, het uiteen spatten van een droom of verlost worden van een grote last. Daardoor kan ik me wel een emotioneel ‘beeld’ vormen van zo’n situatie.
Het mechanisme dat er aan ten grondslag ligt is de activatie van zogenaamde ‘spiegelneuronen’. Dat zijn zenuwen in onze hersenen. Spiegelneuronen zijn zenuwcellen die niet alleen actief worden als je zelf een bepaalde handeling doet of een emotie ervaart maar die zenuwen worden ook actief als je het gedrag of de emotie bij een ander waarneemt. De emotie of het gedrag van de ander activeert in je dezelfde zenuwcellen alsof je het zelf beleeft of doet. Spiegelneuronen nemen waar wat er gebeurt bij de ander, en stimuleren het brein direct tot een reactie. Daardoor zijn we in staat om letterlijk te voelen wat andere mensen beweegt. Een van die reacties is het kopiëren van het waargenomen gedrag (of de emotie) van de ander. Zo zijn we in staat om een beweging of handeling na te doen. Hierop is het leerproces van baby’s gebaseerd; het nadoen van de handeling van de moeder. Middels spiegelneuronen kunnen we ons voorstellen hoe het voelt om een voorwerp (of persoon) vast te houden, ons voor te stellen hoe we ons in een bepaalde situatie zouden (of zullen gaan) voelen, en ons voor te stellen hoe een ander zich voelt.
De activiteit van spiegelneuronen maakt dat er een mentale en emotionele verbondenheid is met elkaar. Het zien van het leed bij een ander kan op deze manier raken aan eigen doorgemaakt leed. Dat zet in ons een beweging op gang. We worden ‘geraakt’ en ‘met ontferming bewogen’. Daarom zegt Jezus: “En vergeet dit niet: Ik ben altijd bij u, tot het einde van de tijd.” De reden dat Hij dit kan en mag zeggen is omdat Hij bekend is met ons leed, onze zorgen, onze pijnen; omdat Hij het zelf allemaal doorstaan heeft en ons lijden zelf ervaren heeft.
5e dimensie: je leven
Een diepere Bijbelse betekenis van het woord ‘lichaam’ kan je het beste weergeven met ‘je leven’.
Je lichaam is je leven. In de brief aan de Romeinen staat in hoofdstuk 12 de zin:“Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontferming van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer”. Het mag duidelijk zijn; je hoeft je lichaam – lijf niet te offeren. De manier waarop jij je leven invult, dát is het offer dat je brengt aan God. Met je leven en leven in jouw lichaam, dat ten diepste Gods eigendom is, mag je God verheerlijken.
Ons lichaam: onze woning – Zijn woning
Paulus gebruikt twee andere woorden voor ons lichaam, namelijk ‘aardse tent’ en ‘tempel van de Heilige Geest’. Hij geeft ons lichaam weer met de omschrijving van een soort van huis, een verblijfplaats om in te wonen. Zo mogen wij ons lichaam bewonen, er thuis in zijn. Zoals de Geest ook graag in ons wil wonen. Ons lichaam is Zijn huis, Zijn tempel waar Hij met zijn Geest in wil wonen.
“Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij” (Hand. 17:28)
- In Hem leven wij: het lichaam waarin wij leven; de eerste en tweede laag.
- In Hem bewegen wij: dat wat ons beweegt, onze gevoelens, onze drijfveren;
de derde laag. - In Hem zijn wij: ons hele wezen, ons hele zijn; ons diepste IK met de hele
persoonlijke geschiedenis die we in ons meedragen; de vierde en vijfde laag.