Wie blies de kaars uit?
Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.
(Opb. 2: 4-5 HSV)
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger.
(Luk. 15:17)

Deze foto geeft een overzicht van het altaar van de Mariakerk in Oldenzaal. Een kerk met een bijzondere betekenis voor mij. Ik ben er gedoopt, heb er mijn eerste communie ontvangen, heb daar het vormsel ontvangen en ik heb er tussen mijn 10e en 12e gediend als misdienaar. Ik heb er vele reguliere diensten op zaterdag of zondag bezocht, in het Nederlands en de hoogmissen in het Latijn, korte meditatiediensten door de week en ook vele trouwdiensten en begrafenissen.

Een onderdeel van het altaar in deze kerk is de zogenaamde ‘Godslamp’. Deze Godslamp kent vele paralellen met de kandelaar die in het heilige deel van de Joodse Tabernakel staat. Het is een hanglamp aan drie kettingen en daarin brandt een kaars op olijfolie. Olijfolie als teken van de Heilige Geest en het licht als teken van Gods Werkelijke Tegenwoordigheid. De Godslamp staat links op de foto in het gele cirkeltje.
De Mariakerk onderging helaas hetzelfde lot als vele andere kerken om ons heen in Nederland; de kerk is in 2023 gesloten. In vroeger tijden van een paar duizend kerkgangers over meerdere diensten per zondag naar een handjevol in slechts één dienst per maand. Kerksluitingen door kerkverlating, je ziet het overal om je heen gebeuren. Dus, dat kan ook in onze kerkelijke gemeente gebeuren.
Een paar weken na de officiële sluiting kon ik nog via de opengebleven gebedsruimte de kerk inkijken. Het hele interieur was nog volledig intact. Alles was er nog. Maar één belangrijk aspect was veranderd. De kaars in de Godslamp was gedoofd. Uitgeblazen. Deze had 68 jaar, vanaf de officiële opening van de kerk in 1955, onafgebroken gebrand (traditiegetrouw, met uitzondering van de laatste dagen voor Pasen). Maar nu is het licht definitief uit.
De kaars in de Godslamp is uitgeblazen. Door mensen. Het brak mijn hart en het liet me niet los. Iets in mij dwong me om na te denken welke boodschap hier in zou kunnen zitten. Ik peinsde erover en een aantal Bijbelgedeelten sprongen als stuiterballen door mijn hoofd.
In Openbaring 2 lezen we dat God de kandelaar, als teken van Zijn aanwezigheid, van de gemeente van Efeze dreigt weg te nemen. Waarom? Het licht van de Geest scheen er niet meer. Omdat de gemeente van Efeze God hadden verlaten. De Vader verlaten; dat is min of meer een bewuste keuze geweest van hen. En als de gemeente van Efeze de eerste liefde kan verlaten, dan kunnen wij dat net zo goed. Met dezelfde gevolgen. Want, zijn wij beter dan de gemeente in Efeze?
De vraag die ik mezelf stel: Zou de gemeente in Efeze door hebben gehad dat ze niet op het juiste spoor zaten? Als je kijkt naar wat ze wel goed deden, dan kunnen wij als christenen daar een voorbeeld aan nemen: inzet, standhouden, boosdoeners niet verdragen, standvastigheid, veel leed verdragen om Zijn naam maar toch niet verslappen… Maar blijkbaar hadden ze niet goed door wat er níet goed ging en de Heer moest hen daarop wijzen door een oproep tot bekering.
De vader verlaten. Het doet me denken aan Jezus’ gelijkenis over de verloren zoon. De zoon die, tot intens verdriet van de vader, hem verlaat en zijn hele erfenis er doorheen jast. En als alles op is en hij zonder geld de zaken niet naar zijn hand kan zetten, begint de ellende voor hem pas echt goed.
Als we God verlaten verdampt onze geestelijke erfenis die we gekregen hebben van de Vader[1] in rap tempo en wordt de ellende in de wereld groter en groter. Zou er dan toch een relatie zijn tussen de toenemende chaos in deze wereld en de Godverlatenheid?
Laten we het eens dichter bij huis bekijken. Hoe is het in de gemeente? Waar is de liefde in onze gemeente? Hoe zit het met het geduld, de verdraagzaamheid, de liefde, de goedheid? Of is er onderlinge afgunst, zelfgenoegzaamheid, of zelfzucht?[2]
Hoe is het met jou persoonlijk? Waar loop jij tegenaan in dit leven? Welke karaktereigenschappen van je leiden meer dan je lief is tot problemen? Welke eigenzinnigheid, koppigheid, zelfgerichtheid maken dat je het contact met de ander verliest? Hoeveel vertrouw jij God de Vader, leef jij vanuit de vergeving van de Zoon en laat jij je vullen door Zijn Geest?
Bij zijn afscheidsrede roept Mozes het volk Israël meerdere malen op tot vastberadenheid en standvastigheid[3] en Jozua herhaalt dat bij zijn intredetoespraak nogmaals[4]. Ik steek gelijk de hand in eigen boezem: het ontbreekt me meer dan eens aan vastberadenheid en standvastigheid.
Het heilige vuur in ons dooft als we niet aangesloten blijven op de Bron. De verloren zoon, die zijn we vaak zelf. Wij zijn het zelf die te ver weg leven van de Vader. Wij zijn het zelf die de kaars uitblazen. Wij zijn het zelf die zo in het leven staan dat God niets anders kan doen dan de kandelaar van ons weg te nemen. En dan komt er de leegte, het verdriet, de honger en de dorst; het diepe verlangen naar de gerechtigheid[5].
Ons past dan alleen maar een gebed van verootmoediging.
“Vader, met gebogen hoofd belijden we dat we tekortschieten naar U en naar elkaar.
Ondanks al onze goede bedoelingen hebben we moeite om te leven in volledig vertrouwen op U.
Ons oog is niet constant op u gericht. We zien vooral ons eigen belang.
We varen liever op onze eigen inzichten dan op de wijsheid van Uw Geest.
Het egoïsme zit zo diep geworteld in ons.
We vragen U vergeving voor onze fouten en tekorten.
Vergeef ons als we niet eens zien waarin we tekortschieten.
Wijs ons daar liefdevol op.
We smeken u om de kandelaar niet van ons weg te nemen.
Daar waar we de Heilige Geest bedroeven vragen we U om vergeving.
Laat iets van Uw verdriet over deze wereld en over ons voelbaar worden in ons.
Doof het Licht niet in ons maar vuur ons aan.
Keer op keer.
Vernieuw ons denken en onze geest voortdurend in ons.
Maak ons nederig van hart.
Dat we leven in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.
Vader, we danken U voor uw eindeloos geduld, voor Uw trouw, voor Uw liefde.
Amen.“
Maar er is hoop!
De gemeente in Efeze had het waarschijnlijk niet eens door dat ze de eerste liefde verzaakt hadden. Maar God roept de gemeente in Efeze op om berouw te tonen en zich te bekeren. God roept hun harten aan. Zoals God ook tot onze harten en gedachten kan spreken en ons kan bijsturen.
Zoals de ‘verloren zoon’ het ook ineens doorkreeg, zich ook bedacht en berouw betoonde. Gedreven door de ellende in hem en om zich heen keerde hij weer terug naar het ouderlijk huis. Daar wachtte de vader hem op met open armen. De feestvreugde in de hemel en op aarde was enorm[6].
Gods Geest staat te popelen om ons weer opnieuw te reinigen, te zalven, te heiligen, te vullen. Zodat via ons Gods Licht weer kan schijnen in deze wereld. Zodat jij weer een lichtend licht kan zijn in deze wereld, in je gemeente, op je werk en in je gezin-familie.
Terug naar mijn vraag of ze in de gemeente van Efeze doorhadden dat er iets mis was. Het precieze antwoord daarop kan ik niet geven maar ik vermoed van niet. Anders had de Heer niet met deze vermaning hoeven te komen. Het brengt me wel bij een boodschap die Jezus ons gegeven heeft om ons te toetsen: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.”[7]
Hoor jij Gods roep tot bekering, zoals de gemeente in Efeze?
Heb jij het door dat er dingen in je leven niet goed zitten, zoals ‘de verloren zoon’ dat op een gegeven moment inzag?
Blaas de kaars niet uit maar laat je geloofsleven nieuw leven inblazen door de Heilige Geest!
[1] Naar Rom. 8:14-17
[2] Naar 1 Kor. 13
[3] Deut. 31:6, 7, 23
[4] Jozua 1:6, 7, 9, 18
[5] Mat. 5:4, 6
[6] Luk. 15:10
[7] Joh. 13:35