Geef van harte

Het is een vraag die wel eens in me op komt: werk ik hard genoeg in Gods Koninkrijk? Soms word ik daar wel eens onrustig van. Als ik zie wat sommige andere mensen doen en dat vergelijk met mijn inzet… dan voel ik me tekort schieten.

Exodus 25: 2-5 staat: “Vraag de Israëlieten Mij geschenken te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst. Je moet het volgende van hen vragen: goud, zilver en koper, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, fijn linnen garen en geitenhaar, rood geverfde ramsvellen, vellen van zeekoeien…”

In de NBG-vertaling valt in vers 2 een belangrijk woord weg dat in vele andere vertalingen wel wordt mee vertaald: het Hebreeuwse woord “leb”. Een woord dat wij kennen als hart, lef, moed. Letterlijk staat er dat je van harte mag geven. God geeft me de ruimte om te doen wat ik kan doen en te laten wat boven mijn vermogen gaat. Ook al gaat het over de opdracht van God voor de bouw van Zijn heiligdom en het werken in Zijn Koninkrijk. Die offergave gaat niet boven mijn eigen kracht uit, als ik iets doe vanuit mijn hart (vgl. Kol. 3:23).

Het tweede wat me opvalt is dat die heffing van alles kan zijn: van het kostbare en zeldzame goud tot het eenvoudige en alledaagse, zoals geitenhaar. Elke bijdrage aan het Koninkrijk, in welke vorm dan ook, is Hem welkom. Met elke inzet van mij en jou kan Hij iets. Dat geeft me een hoop rust. Ik hoef dus niet in de kramp te schieten van het ‘moeten’.

Zó mogen we bouwen aan Gods heiligdom (Ex. 40:33) waardoor Hij in ons midden kan wonen. (vgl. 1 Petr. 2:5)