Ik ben het (niet) waard!

Vader, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.
Naar Luc. 15:21

In ​Christus​ immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol ​liefde​ ​uitgekozen​ om voor hem ​heilig​ en zuiver te zijn.
Efz. 1:4

Het gemiddelde cijfer voor ‘het gevoel van eigenwaarde’ bij mijn cliënten ligt laag. Het schommelt zo rond de 5. Slechts een enkeling scoort een 7. Dat heeft uiteraard alles te maken met de problemen waarmee ze worstelen en hoe ze daar tegenaan kijken. Vaak zijn je eigen gedachten over je problemen, en vooral  hoe je naar jezelf kijkt, grote vijanden van jezelf. Mijn cliënten ervaren vaak een gevoel van falen, van tekort schieten, van niet voldoen aan de verwachtingen die ze zichzelf stellen of aan (vermeende) verwachtingen van anderen. Zoals een goede bekende van me zei: “De gedachten die je hebt over jezelf en je kijk op het leven kunnen soms je grootste vijand zijn”.

Toch is zo’n diep geworteld minderwaardigheidsgevoel wel een teken aan de wand. Meestal meten we ons gevoel van eigenwaarde af aan dat wat we doen en dat wat we (denken te) kunnen. Het is sterk gerelateerd aan wat we presteren. En als het een periode minder gaat, als we het idee hebben te vallen en te falen, dan keldert dat cijfer met de snelheid van een baksteen, die van 10-hoog naar beneden wordt gegooid.

Is dat gek? Presteren wordt ons met de paplepel ingegoten. Bijna alles wordt cijfermatig uitgedrukt. We normeren zoveel in dit leven, vanaf de geboorte en eigenlijk daarvoor al. We worden doorlopend geëvalueerd, beoordeeld, gewogen en meer dan eens ‘te licht bevonden’. Daardoor ontstaat in ons de drang om ons met anderen te vergelijken. Het is vandaag de dag belangrijk dat we onszelf laten zien, dat we ons profileren. Zo kan de ander zien wat we wel of niet kunnen en weet de ander wat hij aan ons heeft. Het is een overlevingsmechanisme om hoog in de hiërarchie te komen. Veel relaties worden ten gevolge daarvan voorwaardelijk; ik ben in contact met jou omdat ik jou op de een of andere manier voor mezelf nodig heb. Er ontstaat ook een ‘terugslag-effect’ door al dat beoordelen; we worden niet alleen beoordeeld, we beoordelen onszelf ook continu. Dat beoordelen betekent dan met name het veroordelen van onszelf, onszelf afkeuren. We voldoen niet, we schieten te kort. Daarmee is de cirkel rond.

Henri Nouwen zegt daarover: “De wereld waarin ik opgegroeid ben, is zo vol van klassen, cijfers en statistieken, dat ik bewust of onbewust altijd probeer de positie te berekenen die ik tussen mijn medemens inneem. Veel verdriet en vreugde in mijn leven vloeien rechtstreeks voort uit mijn drang om me voortdurend met anderen te vergelijken, wat meestal of zelfs altijd nutteloos is en leidt tot een enorme verspilling van tijd en energie”.[1]

Bijna alle therapeutische processen van mijn cliënten gaan ten diepste over identiteits- en zingevingsvraagstukken. Dé kernvraag daarbij is: “Wie ben ik? Wie ben ik ten opzichte van mijn naaste?” Zie daarvoor de pagina’s Inleiding mensvisie en Wie ben ik?

In de Bijbel staat een gelijkenis[2] met daarboven de titel ‘De verloren zoon’.  Het is een van de bekendste verhalen uit de Bijbel, ook buiten de kring van gelovigen. Een verhaal dat gaat over een jongeman die in een diepe identiteitscrisis zat[3]. Naar de achtergronden hiervan is het gissen. Jezus vertelt ons dat niet. De betekenis van dit verhaal zit in de gevolgen van gemaakte keuzes.

Ik wil eens inzoomen op wat deze jongeman allemaal doet. Hij eist zijn deel van de erfenis op. Een erfenis, dat is een nalatenschap van geld en goed. Het ontvangen van een erfenis is altijd gerelateerd aan de dood. Dat de zoon dit deel opeist betekent niets anders dat de relatie met zijn vader niet meer leeft; alsof deze op een ‘dood spoor’ zit.
Hij krijgt zijn deel van de bezittingen. Hmmm… zelf zou ik waarschijnlijk ontploffen van boosheid en onpeilbaar verdriet als een van mijn kinderen nu al zijn deel zou opeisen. Deze vader laat het echter gebeuren. Hij geeft zijn zoon de ruimte zijn weg te gaan. Een daad van onvoorwaardelijke liefde van de vader?!
Vervolgens verkoopt die zoon alle bezittingen die aan hem gegeven zijn. Hij hecht geen waarde aan de materialen van thuis, hij hecht geen waarde aan de erfenis. Hij voelt zich niet verbonden aan de spullen uit het ouderlijk huis met hun geschiedenis. Hij hecht geen waarde aan de relaties van thuis, hij hecht geen waarde aan de familie en aan de leefgemeenschap waar hij uit komt. Hij heeft er geen emotionele band mee. Hij koestert geen waarde aan al zijn herinneringen. De zoon doet van alles afstand.
Zelfs al het ingezamelde geld na de boedelverkoop heeft voor hem geen waarde. Hij gebruikt het niet om er zelf een leven mee op te bouwen; een leven zoals hij dat wil, zoals hij dat ziet. Hij heeft geen visie, geen principes, geen doel. Hij verkwanselt het geld. Blijkbaar heeft, werkelijk waar, niets in het leven enige waarde voor hem.

Dit gedeelte van deze gelijkenis ademt leegte, zinloosheid, het grote niets. Hij leefde er op los; met alle luxe rondom hem, om zijn innerlijke leegte te compenseren [4].  De jongen was zichzelf niet, hij was zichzelf helemaal kwijt. Hij had geen binding met de wereld om hem heen en geen binding met zichzelf. Hij leefde in het niets. Daar zit volgens mij zijn verlorenheid in. Dat is ook waar zijn vertrek van thuis mee begon.

Toen kwam hij tot zichzelf (Luc. 15:17)
Als je jezelf niets waard vindt, hoe kan je dan waarde hechten aan het leven en aan alles wat het leven je te geven heeft? Als niets je meer kan vervullen van blijdschap, een gevoel van waardigheid, als niets je meer voldoening geeft? Het enige wat je dan nog besef van leven kan geven is door jezelf overmatig te prikkelen. De grens tussen de (uiterlijke) overdaad en de (innerlijke) honger is flinterdun. Die honger kwam dan ook voor deze jongen; al vrij snel.
Dit is voor mij het sleutelvers uit deze geschiedenis. Op de bodem van de ellende in zijn bestaan gaan zijn ogen open. Dit zelfinzicht is de grote ommekeer in dit verhaal. Op dat moment zag hij het nutteloze van alles in. Het waardeloze van de invulling van zijn leven. En hij ervaarde zichzelf als compleet waardeloos. Althans, zo dacht hij. En dat is nou net waar het in dit verhaal niet om gaat. Zijn daden waren inderdaad zonder nut en loos van waarde. Maar door alles heen blijft hij schepsel van God, geliefd kind van de Vader. En die geeft het kostbaarste wat Hij geschapen heeft niet op. Nooit.

“Toen kwam hij tot zichzelf”; hier start zijn zoektocht naar zichzelf. Dit is de eerste stap in zijn proces van het ontdekken van zijn identiteit en van zingeving. Hij trekt alleen in eerste instantie de verkeerde conclusie. Hij veroordeelt zichzelf: hij vindt zichzelf niets waard. Maar zijn Schepper, die hem eigenhandig gevormd heeft, díe heeft het laatste woord. Hij zegt: “Je bent me, hoe dan ook, alles waard!”. Bij zijn thuiskomst wordt hij als een koning onthaald: het mooiste gewaad, een ring van waardigheid en trouw, schoenen aan de voeten (een luxe artikel in die tijd!), een groot feest! Deze overdaad kan niet op. Dit grootse feest is geen overdaad of verkwisting om een leegte te vervullen, zoals de eerdere braspartijen van de jongeman. Dit is een feest vanuit een intense blijdschap van God, omdat Hij het kostbare wat Hij kwijt was weer terug heeft.

Ik zal opstaan (Luc. 15:18 NBV – HSV)
Met het woord ‘opstaan’ wordt geen fysieke handeling bedoeld. ‘Opstaan’ in de evangeliën staat bijna altijd in de context van genezing, herstel, in je kracht gezet worden, in veiligheid gebracht worden, tot leven komen, in beweging komen. Het is een krachtige, actieve innerlijke daad.
“Ik zal opstaan” is een wilsbesluit van deze jongeman. Zijn leven was gevloerd en hij kwam tot het besef dat hij zelf iets moest doen om zijn situatie te veranderen. De vader kon hem niet vergeten (zoals verderop in het verhaal blijkt) en diep in zijn hart is de zoon blijven beseffen dat hij een vader had waar hij weer naar toe kon gaan.  
“Ik zal opstaan”. Dit IS het evangelie!! Zoals Jezus opstond uit de dood, zo stond deze jongeman ook op uit een geestelijke dood en een naderende lichamelijke dood. Op zoek naar bestaansrecht en zingeving.

Sta op! (Efz. 5:14 NBG)
Ik heb het sterke vermoeden dat de vele zingevingsvraagstukken van deze tijd te maken hebben met het toenemende loslaten van God. Hoe vaak probeer ik zelf de touwtjes in handen te houden? In hoeverre leef ik echt uit volledige afhankelijkheid van Hem? En wat kost me dat? Is veel van mijn strijd niet het gevolg om zelf vervulling te zoeken in de leegtes die ik wel eens heb? Het zelf willen oplossen? Dat we Zijn cadeau maar moeilijk kunnen aannemen? En dat we daardoor in drijfzand wegzakken, terwijl God met Zijn armen wagenwijd open klaarstaat om ons te ontvangen en te omarmen.

Kan het zijn dat we steeds meer een innerlijke leegte ervaren als de verbinding met de Vader niet meer duidelijk aanwezig is? Is er een relatie tussen innerlijk ‘in een dal of op een dood spoor zitten’ en een ‘dood zijnde’ relatie met de Vader?

Met het ‘opstaan’ alleen is het nog niet gedaan. Er volgde voor de jongeman nog een lange weg naar huis. Zoals er voor ons soms nog een lange weg te gaan is voor we de onvoorwaardelijke liefde van God echt helemaal tot ons kunnen laten doordringen en volledig kunnen aanvaarden. Het is vaak een (levenslang?) proces waar we al struikelend doorheen gaan, vanwege ons twijfelen aan het ‘zoonschap/dochterschap’. Bij tijd en wijle vind ik de onvoorwaardelijke liefde van God in ieder geval knap moeilijk te aanvaarden op de momenten dat ik me niet zo nuttig of waardig voel.

Jouw waarde als mens zit niet in wat je doet maar in wie je bent; zoon/dochter van de Vader. Ook al zit je tot over je oren in de problemen en heb je de overtuiging dat jouw relatie met God op een ‘dood spoor’ zit. God wil dat je weer tot leven komt, dat je opstaat en weer naar Hem teruggaat en weer in de relatie bent met Hem (Luc. 15:24).
Als we opstaan uit onze ‘slaap’, uit onze ‘dood; dan kan en zal Christus over ons stralen. (Efz. 5:14). Als je ziet dat je álles waard bent voor de Vader, geliefd, welkom, geaccepteerd; dan kom je tot leven, tot écht leven.

Jij bent zo kostbaar in mijn ogen,
zo waardevol, en ik houd zo veel van je
dat ik de mensheid geef in ruil voor jou,
ja alle volken om jou te behouden.
Jes. 43:4

Een mooi lied dat over het bovenstaande gaat is Family van Jaye Thomas



[1] Henri Nouwen, Eindelijk thuis, pag. 121
[2] Een gelijkenis is een bedacht verhaal waarin grote overeenkomsten te vinden zijn met ons dagelijks leven. In de grondtekst staat het woord ‘parabole’; dat ‘vergelijken’ betekent. Het symbolische verhaal heeft een betekenis voor ons dagelijks leven.
[3] Zie ook bij het artikeltje: Mij niet gezien
[4] Wij allemaal hebben zo onze momenten van leegte en gevoelens van ‘zinloosheid’. Wat doe jij om deze innerlijke leegtes te compenseren? Hoe vervul jij deze?