Doorgaan, doorgaan, doorgaan. In veel mensen zit iets rusteloos. Terwijl God het ook belangrijk vindt dat we onze rust nemen en niet almaar doordraven. Rust heeft in eerste instantie niets met ‘vermoeidheid’ te maken; God rustte op de zevende dag terwijl Hij zelf “niet moe wordt of mat”. Het geeft iets aan over dat God het belangrijk vindt dat je niet vast zit aan iets en jezelf daardoor over de kop werkt. Dat je vrij mag komen van je bezigheden, los mag komen van je activiteiten, niet gebonden bent aan allerlei dingen, geen slaaf hoeft te zijn van iets, niet gebukt gaat onder al je ‘moeten’. Dat is voor God zó belangrijk dat ‘rust’ het eerste was wat Hij heiligde, apart zette. Op je werk mag zegen rusten, maar ook op rusten rust een zegen!
De eerste volledige dag dat de mens leefde (die geschapen is in de loop van de zesde dag) was een rustdag: de zevende dag. Het is toch ook mooi en veelzeggend dat de loop van de geschiedenis zo is gegaan dat in onze tijd de nieuwe week begint met een rustdag.
Rust is geen ‘nietsdoen’ maar de ruimte nemen om innerlijk je rust te (her-)vinden. Ten diepste is die bij Jezus te vinden, Hij nodigt ons uit om bij Hem te komen (Mat. 11: 28).