Ik ben God, de Ontzagwekkende. Leef in verbondenheid met mij, leid een onberispelijk leven.
(Gen. 17:1)
Twee zinnen die in één ademteug uit te spreken zijn. Het zijn intense zinnen. Ze zijn me te groots, te overweldigend, te mooi en te hoog gegrepen.
God die Abraham in Genesis aanspreekt. God die ons en mij aanspreekt. De Schepper, de Allerheiligste, de Almachtige, de Heer van alle heren, Redder, Heiland, Verlosser en ga zo maar door. Het is díe God die míj persoonlijk roept. Ik snap dat met mijn paar schamele hersencelletjes niet. Mijn hersenen wegen ongeveer 1,5 kg. Alleen al de aardbol in dit waanzinnig grote universum weegt 6 x 10.24 kg. En met mijn beperkte grijze massa zou ik de Schepper en Zijn werk kunnen bevatten? Een belachelijk idee; dat gaat echt niet lukken. Iedere vorm van denken om God te kunnen doorgronden neigt naar hoogmoed. En toch doet de Aanwezige het onvoorstelbare: Hij spreekt tot jou en mij.
God spréékt niet alleen tot Abraham en tot ons; Hij vraagt ook iets van ons: “leid een onberispelijk leven”. Onberispelijk; het wordt ook vertaald met woorden als: geheel, compleet, vanuit je gehele hart, zonder smet, gaaf. Dat zal ik in ieder geval nooit gaan waarmaken. Dat weet ik nu al; ik kan wat dat betreft al stoppen voordat ik er aan begin.
Abraham, een man naar mijn hart. Een twijfelende zwerver, die op zijn levensweg geen rust vond. Die misschien in stilte worstelde met een God die hem wel grote beloftes deed maar die Hij, in zijn perspectief, niet waarmaakte. En daarom nam Abraham zelf het heft in handen om de door God aan hem gedane beloftes te realiseren. Zó herkenbaar. God ongevraagd een handje helpen in het vervullen van Zijn plannen.
Ik laat op me inwerken wat God over Abraham heen in een paar zinnen in hoofdstuk 17 uitspreekt: Ik ben, Ik wil, Ik zal, Ik doe, Ik maak, Ik zal, Ik sluit, Ik zal, Ik zal, Ik zal, Ik zal, Ik zal… Het zal allemaal maar tegen je gezegd worden. En dan de reactie van Abraham. Eerbiedig maakt hij een diepe buiging maar van binnen lacht hij God gewoon uit. Ook zijn 1,5 kg aan brein kon deze boodschap niet aan. En als de ratio bezwijkt worden we ongeremd emotioneel. Abrahams onberispelijke leven hield slechts 17 verzen stand en dat lukte Abraham dan ook alleen nog maar op de momenten dat hij geen woord zei en niets deed. Maar dát is geen leven! Nee, op onberispelijkheid heb ik Abraham niet kunnen betrappen en mezelf al helemaal niet. Ondanks al mijn beloftes aan Hem.
Maar God zelf geeft ons de sleutel in handen. Aan de ene kant Zijn immense grootheid en alvermogen. Aan de andere kant onze nietigheid en beperktheid. Daar tussenin: “Leef in verbondenheid met mij”. Als de Heilige, de Ontfermer, mij omarmt en ik mij door Hem laat omarmen, komt Hij mijn onvermogen tegemoet en ziet Hij mij genadevol aan, daar waar ik tekort schiet.
Jezus reikt ons diezelfde sleutel nog een keer aan: “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen”. (Joh. 15:5)
De onberispelijkheid zit hem niet in wat wij doen maar hoe God naar ons kijkt! God kijkt naar ons via Jezus en Zijn genadeoffer voor ons. We leiden een onberispelijk leven als we leven in Hem. In Christus zijn we immers begraven en weer opgestaan tot een nieuw leven, geheiligd, gerechtvaardigd, een nieuwe schepping, geliefd, gezegend…
De nog geen 2 kilogrammen aan hersencellen in mijn brein kunnen ook dit mysterie niet bevatten.