God van Jona = God van mij!

Als ik het Bijbelboek Jona lees, dan is mijn aandacht, normaal gesproken, vrijwel direct gericht op de persoon Jona zelf. Mijn aandacht gaat vooral naar zijn karaktertrekken: bang, nukkig, boos. Of naar zijn onwaarschijnlijke redding in de buik van een grote vis. Een beeld dat ook nog eens versterkt wordt doordat veel verhalen over Jona in kinderbijbels en liedjes over Jona allemaal diezelfde focus hebben.

Onterecht. Want daarmee doen we, volgens mij, Jona tekort. Omdat daarmee niet echt de moeite wordt genomen om ons te verdiepen in zijn handelen. Daarmee loop je volgens mij ook voorbij aan de kans om te onderzoeken welke Jona-achtige eigenschappen bij jezelf wel eens de kop opsteken. Verder vind ik die eenzijdige focus vooral onterecht omdat ons dan de belangrijkste boodschap van dit boek ontgaat; Gods alomvattende liefde voor de gehele wereld.

Recentelijk las ik het Bijbelboekje Jona na jaren weer een keer in één adem uit. Dat is overigens op zich niet zo’n heel grote opgave, maar dat terzijde. Het was alsof ik dit Bijbelboek nu met andere ogen las. Ineens zag ik God veel meer in het verhaal. Ik wil een aantal dingen uit dit boekje langslopen, in vogelvlucht. Voordat je deze woordspeling je ontgaat; de naam Jona betekent ‘(vredes)duif’.

Het houdt me weleens bezig waarom Jona als een schichtige duif op de vlucht slaat. Het lijkt er zelfs op dat hij God niet eens een reactie geeft op Zijn opdracht, maar dat hij vastbesloten direct een andere kant op gaat. Jona wordt hier vaak als ‘laf’ bestempeld. Maar ik kan me wel iets voorstellen bij zijn vlucht, gelet op de situatie in die tijd. Voor een duidelijker beeld voor mezelf maak ik de volgende vergelijking; de opdracht van God aan Jona is zoals dat ene Samuël  Cohen in 1943, die zich voor de Jodenvervolging schuilhoudt in een Amsterdams grachtenpand driehoog achter, van God de opdracht krijgt om de trein van Amsterdam naar Berlijn te nemen, naar de Brandenbugertor te lopen en bij de rechts daarnaast gelegen bunkers moet aankloppen om de heer A. Hitler persoonlijk het verzoek te doen te stoppen met alle ongerechtigheid die hij pleegt. Samuël Cohen krijgt het echter zo Spaans benauwd bij die opdracht van God dat hij de eerste de beste boot neemt naar het veilige Londen. Zoiets dus…

Liefdevol en geduldig
Jona vlucht van God weg door met een schip precies de andere kant op te gaan. Vooral de Statenvertaling geeft die beweging ‘weg van God’ een extra dimensie. Daar staat; Jona “daalde af naar Jafo”. En toen de storm opstak kwam het niet in Jona op om God aan te roepen. Hij “daalde nog verder af” naar het ruim van het schip en ging daar slapen. Afdalen heeft hierin niet alleen een letterlijke betekenis maar het heeft volgens mij ook een geestelijke dimensie[1]; het uit de relatie met God stappen, Hem de rug toekeren.

De woeste zee kost de bemanning bijna het leven. Om hen te sparen stelt Jona zelf voor zijn leven te offeren. Bijzonder dat de zeelieden daar in eerste instantie niet van willen weten. Ze roeien uit alle macht om het schip toch aan land te krijgen (1:13). Wat ik ook zo bijzonder vind, is dat de zeelieden door die gebeurtenis op dat moment al zoveel ontzag voor God laten zien; ze verontschuldigen zich voor het brengen van een mensenoffer (1:14). In een heidense cultuur, was, volgens mij, het offeren van mensen aan de goden, door op die wijze tot de goden te smeken, toch redelijk gebruikelijk in die tijd[2].

Genadig
Jona wordt uiteindelijk toch overboord gekieperd en de zee kalmeert direct. God spaart het leven van de zeelieden. God spaart ook Jona’s leven. Hij verdrinkt niet, door Gods ingrijpen. Anderzijds ontneemt God Jona het lijden niet (2:2-6).

Trouw en tot vergeving bereid
Wat heeft God nou aan zo’n profeet die zwijgt (1:3, 1:5) in plaats van spreekt? Wat doet God op Jona’s gebed? God spreekt, maar niet tegen Jona. Hij spreekt… tegen de vis.

Genadig
Wat doet God met Jona? God begint opnieuw met hem. Gewoon, alsof het de eerste keer is. Met vrijwel exact dezelfde woorden spreekt Hij opnieuw tot Jona (vergelijk 3:1 met 1:2).

Geduldig en trouw
Jona krijgt een herkansing; alsof er niets is gebeurd. Hoewel de stad drie dagreizen groot is houdt Jona het na één dag al voor gezien (3:2-3). Jona, de vredesduif, predikt vooral de ondergang (3:4). Ergens vraag ik me af, gelet op de rest van dit Bijbelboekje, of dit wel  de woorden waren die Jona van God moest spreken tegen de inwoners van Ninive (3:2) of dat Jona ook nog moest spreken over Gods genade mocht Nineve zich bekeren? God laat het allemaal gebeuren. Hij is erbij, volgens mij, maar nu meer op de achtergrond. Als wij halfbakken werk afleveren gaat God door met Zijn werk, maar mogelijk minder direct zichtbaar voor ons/door ons heen.

Trouw en genadig
Toch kan God wel iets met Jona’s halfslachtige werk (3:5). Het is niet de eerste keer dat we in de Bijbel kunnen lezen hoe foute of slechte handelingen van ons desondanks door God gebruikt worden ten goede (vgl. Gen. 50:20).

Liefdevol
Zal God van humor houden? Ik vermoed van wel. Ik kan me niet voorstellen dat Jezus nooit uitbundig gelachen heeft. Als ik van iemand houd dan schroom ik niet om allerlei grapjes met die persoon uit te halen. Humor delen is een teken van liefde. Ik zou boven deze alinea ook kunnen zetten: God houdt van humor en van ‘de omgekeerde wereld’. Want wie spreekt de grootste profetie uit in dit hoofdstuk? Jona niet, maar wel de heidense koning. De koning heeft als het ware de prediking van Jona overgenomen (3:7). Jona, de vredesduif, predikt de ondergang (3:4) maar de koning hoopt op de genade van God (3:8-9). Wie heeft het meeste ontzag voor God? Jona niet, maar de heidense koning (3:8). En wie is ten diepste echt bekeerd? Jona niet, maar de heidense koning (3:9-10)! Israël had zich God ‘toegeëigend en had het idee dat het met hen wel goed zat als ‘volk van God’. Jona wordt hier flink uit de droom geholpen. Een diep serieuze boodschap maar ergens kan ik de humor er ook wel van inzien.

Genadig
Dan gebeurt er iets waar ik zo intens blij van wordt. Naar aanleiding van de oproep tot bekering beginnen de inwoners van Nineve anders te leven (3:10). Blijkbaar is het begin; de eerste stappen van verandering, voor God zo belangrijk en raakt Hem dat zo in Zijn hart, dat Hij op dat moment al terugkomtop Zijn dreigement.
Als ik kijk naar mijn dagelijks leven, dan zie ik veel momenten waar ik nog veel meer kan leven in vertrouwen en overgave aan God. En ik ben zeker niet vrij van zonden. Maar mijn hartsverlangen is om te leven in overgave aan God. Ik herken me zo sterk in Paulus opmerking: Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen. (Rom. 7:21). Zoals Jezus ook al zei: De geest is gewillig maar het lichaam is zwak (Mat. 26:41).
Hoewel de zonden van de inwoners van Nineve enorm waren (1:2) was het begin van de verandering in hun handelen voor God aanleiding tot genade. Dat is voor mij zo’n bemoediging in mijn momenten van zwakte. Want ten diepste wil ik mijn zwakte en fouten niet. Die belofte van God geldt voor mij en voor ieder van ons.

Geduldig
Ik kan me soms behoorlijk ergeren aan het gedrag van mensen. Van mensen die ik helemaal niet ken en van mensen die ik bijna dagelijks ontmoet. Ik erger me soms aan het gedrag van mensen om me heen. Ik zie de buitenkant van de ander terwijl het me volledig kan ontgaan dat God allang bezig is om in het hart van deze persoon te werken (vergelijk 1 Sam. 16:7). God is een geduldig God. Hij geeft de ander (ons) de tijd, veel tijd om te veranderen. Hij kiest voor de weg van de geleidelijkheid.
Ben ik een beter mens dan de ander aan wie ik me stoor? Nee, mij past bescheidenheid. Als ik het recht heb om me te ergeren aan anderen dan heeft God tegelijkertijd het recht om zich te ergeren aan mij. Ik dank Hem dat Hij een geduldig God is, die ook voor mij voor de weg van de geleidelijkheid kiest. Het leren leven met God duurt echt een heel mensenleven lang.

Genadig, liefdevol, geduldig, trouw, vergevend
Ik werd diep getroffen door vers 2 in hoofdstuk 4: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Dat is voor mij een felle zonnestraal door een gat in een donker wolkendek. Het is voor mij de kerntekst van dit Bijbelboek. Een zin die zich in mijn hart heeft genesteld en vastgeklonken.

Wat een woorden worden hier gesproken! Volgens mij kan Jona-de-nukkige dit nooit vanuit zijn menselijke aard gezegd hebben. Het staat lijnrecht tegenover hoe Jona zich laat zien in dit boek: vluchtend, oordelend, hard, nukkig, ongeduldig, boos. En dan toch uit het niets zulke grootse woorden zeggen. Natuurlijk, Jona is gedegen opgeleid in de schriften. Hij heeft deze tekst waarschijnlijk vaak gehoord en gelezen. Hij wist het wel (4:2), Jona citeert immers een oude bekende: Mozes (Ex. 34:6). Het is volgens mij een profetie doordat de Geest hem deze woorden in zijn hart laat opborrelen en uitspreken. Het is een soort van mini-Psalm. In een korte, kernachtige zin zet Jona hier het wezen van God neer. Het is voor mij het hoogtepunt van dit Bijbelboek. De glinsterende parel van het verhaal.

Geduldig en trouw
Ik zie een opvallend verschil tussen Jona en de koning van Nineve. Jona gaat de discussie aan met God (4:2-4, 9-11). Kansloos. God nodigt je uit om al je vragen aan Hem te stellen, om je hart van verdriet en wanhoop bij Hem neerleggen. Met God in gesprek gaan is heilzaam en zegenend. Maar God ter verantwoording roepen en je gelijk proberen te halen bij Hem leidt volgens mij tot niets.
Wat doet de koning van Nineve? Hij had die Jona uit dat ‘verachtelijke Israël’ zo kunnen opsluiten in een van zijn donkere kerkers. Dat doet hij niet. Hij gaat de discussie met Jona niet aan, hij gaat de discussie met God niet aan maar laat zich leiden door Gods oproep. Hij heeft diep ontzag voor Zijn woord.

Ik kan het boek Jona lezen als een verhaal over een onwillige profeet en kennisnemen van een geduldige en liefdevolle God. Dan blijf ik als Ivo zijnde zelf ‘buiten schot’ en kan ik op afstand er van alles van vinden. Zo lees ik echter geen Bijbel. Ik denk dat iedere bladzijde uit de Bijbel iets bevat dat God zo belangrijk vindt dat het van generatie op generatie wordt doorgegeven. Omdat Zijn Woord ons vandaag iets te zeggen heeft. Zowel ons persoonlijk als ons als gemeente, kerk, Zijn lichaam.
Wat zijn de Jona-kenmerken in mij? Wat zijn mijn trekken van ‘afdalen’, van halfbakken werk doen, hoeveel hoop en vertrouwen stel ik op God, wat is mijn ‘discussie’ met God, wat is de onwilligheid in mij?

God is onveranderlijk is, voor eeuwig en altijd dezelfde. Voor Jona, voor jou en voor mij: genadig, liefdevol, geduldig en trouw is. En tot vergeven bereid.



[1] Vergelijk dit eens met Luk. 10:30. Het ‘afdalen’ van Jeruzalem naar Jericho is het afdalen van het geestelijk centrum van het Jodendom naar een heidense stad aan de rand van het land. Een stad die ooit verwoest was en eigenlijk niet meer opgebouwd mocht worden (Jozua 6:26).

[2] In die tijd had ieder mens groot ontzag voor God, het verschilde alleen welke God. Zeker op zee dat stond voor chaos, gevaar, daar waren de zeemonsters en het kwaad, het onvoorspelbare, gaat het ook regelmatig over in de psalmen en in Job.
Het offersysteem was vooral: “voor wat hoort wat”. Aan god offeren in de hoop er wat voor terug te krijgen. En algauw was Israël al zo gemêleerd met de omringende volken dat zij zelfs mensen offerden, zoals koning Manasse die zijn zoon offert. Profeten spreken erover in hun aanklachten.