Inleiding
In nagenoeg ieder mens zit een soort oerverlangen naar contact met andere mensen. We zijn, zoals biologen en sociologen dat zeggen, een ‘sociaal wezen’. De zin van ons bestaan ligt in de verbinding met God en met anderen. In dat contact willen we ons graag gekend zien, ons ‘zijn’ bevestigd zien; in een veilige, warme en onvoorwaardelijke verbinding met die ander. In dit artikel wil ik kijken wat de achtergrond van dat universele verlangen kan zijn.
God is één
In een pittige gesprek tussen de Schriftgeleerden en Jezus vraagt een van de Schriftgeleerden wat het belangrijkste gebod is van de Tenach, de Joodse Bijbel, ons Oude Testament. Jezus beantwoordt deze vraag niet gelijk met het noemen van een gebod maar Hij begint eerst met een belijdenis: “Hoor Israël, de Heer is uw God, de Heer is een”. En vervolgens noemt Hij twee geboden waarin het woord ‘liefhebben’ centraal staat. Het zijn twee geboden die de hele wet en de profeten omvatten [1].
Het is niet zomaar een belijdenis die Jezus uitspreekt; het is een belangrijke belijdenis van de Joden. Deze staat bekend als het Sjema. Het Sjema is het centrale deel in het ochtend- en avondgebed van de Joden. Het is een citaat uit Deut. 6:4. Het woord Sjema betekent niet alleen “hoor” maar ook “besef”; neem het goed in je op. God is de enige, God is één. Het Sjema hangt als het ware als een paraplu boven de twee genoemde en allesomvattende geboden. Daar begint alles mee. Die eenheid van God wordt gevolgd door twee geboden, die een één-zijn in liefde laten zien; liefde naar God en liefde naar onze naaste. Deze twee geboden zijn verbonden met deze belijdenis.
God is één in Zichzelf
God is de enige. En God is één in Zichzelf. God de Vader – Zoon – Heilige Geest vormen een onverbrekelijke eenheid. Ze zijn onderling niet verdeeld. Die eenheid van Vader-Zoon-Geest wordt een aantal keren aangegeven in de Bijbel:
- De Vader en ik zijn één (Joh. 10:30)
- de Vader is in mij en Ik ben in de Vader. (Joh. 10:30; 10:38; 14:20; 16:32)
- Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh. 14:9)
- Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij, ik in hen en u in mij. (Joh. 17:22-23)
God Vader-Zoon-Geest: ze vormen een Drie-eenheid. Ze zijn onderling niet verdeeld. Jezus, die als mens leefde op deze aarde, was ook één in Zichzelf. Hij was innerlijk ook ‘heel’, één geheel en niet verdeeld. Tweemaal zie ik dat terug in de Bijbel:
- Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden. (Marc. 3:24)
- Want zichzelf verloochenen kan hij niet. (2 Tim. 2:13)
God is één met de schepping
God is niet alleen één in Zichzelf. Hij is ook één met alles om Hem heen, met heel Zijn schepping. Hij wandelde heel ontspannen in alle rust in de avondkoelte door het door Hem geschapen paradijs [2]. Ook Psalm 139 (vers 7-10) laat ons zien dat Hij overal is. Bij alles wat Hij geschapen heeft, heeft Hij gezegd dat het goed was. En bij de schepping van de mens zei Hij daarover dat het zelfs zeer goed was. Al het geschapene is in Zijn ogen kostbaar. Het is Hem dierbaar, Hij is er zuinig op. Hij wil het behouden, bewaren. Hij wil verbonden zijn met álles en iedereen.
Beelddrager van God
Dat één-zijn, een eenheid zijn, een ge-heel zijn is zo bepalend voor wie God in Zijn wezen is.
Wij zijn door Hem geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis [3]. Het één-zijn is onlosmakelijk met Gods wezen verbonden. Ik denk dat Hij dat ook bij de schepping van de mens in ons heeft gelegd: het verlangen naar één-zijn, naar eenheid, naar deel zijn van een kleiner of groter geheel. Zo was het in ieder geval voor de zondeval. God zei dat het niet goed was dat de mens Adam alleen was. Daarom schiep God een tweede mens erbij, Eva. Een helper, iemand ‘als tegenover hem’. Adam en Eva vormden samen een eenheid. Twee mensen, beiden een uniek individu en tegelijkertijd in volmaakte harmonie met elkaar. Ze waren naakt; ze hadden niets voor elkaar te verbergen. Er was geen angst, geen schaamte, ze waren volledig gekend en aanvaard in al hun kwetsbaarheid [4]. Zoals God één is in Zichzelf, zo mogen wij ook één zijn in onszelf en één met elkaar.
Wij verlangen naar eenheid. We hebben ten diepste behoefte aan harmonie en rust. We willen geen onrust in ons, wij willen geen conflicten met de mensen om ons heen, wij willen geen verdeeldheid.
Eén zijn in de gebrokenheid
Het verhaal van de zondeval vertelt hoe de eenheid die er was tussen God, de mensen en de schepping volledig wordt verbroken. De mensen raken God kwijt, de mensen raken elkaar kwijt, de mensen raken zichzelf kwijt, er ontstaat onderlinge on-enig-heid, de harmonie met de aarde wordt verbroken en er zijn ‘doornen en distels’, de dieren worden wilde dieren en het eerste dier wordt geofferd. Een hoofdstuk verder slaat de ene broer de andere dood en hij kijkt God niet meer in de ogen aan. Hij moet vervolgens verder leven in een land dat Nod heet. Een gebied met de veelzeggende betekenis ‘dwalen, dolen’ (of mogelijk ‘siddering’ [5]). Een bestaan zonder basis, zonder verbinding, zonder houvast, zonder doel. We kunnen er waarschijnlijk allemaal wel over meepraten in welke vorm zich dat in ons leven aandient. We kunnen in dit leven enorm pijn lijden.
Dat lijden is ook terug te zien in het leven van Jezus. Hij heeft intens geleden: lichamelijke pijnen en vernederingen. Hij is door zijn familie voor gek verklaard, zijn vele volgelingen hebben Hem op een gegeven moment verlaten en Hij is door zijn vrienden in de steek gelaten op het moment dat Hij ze het hardst nodig had. Hij is langdurig gemarteld en uiteindelijk aan ernstige verwondingen en door verstikking bezweken. Daar waar Zijn grote verlangen was om de relatie met de mensen weer te herstellen stierf Hij in diepe eenzaamheid en verlatenheid.
En ondanks al dit leed was Jezus niet verdeeld in zichzelf. Hij bagatelliseerde Zijn lijden niet, Hij negeerde het niet, Hij sloot zich er niet voor af. Hij ging het aan. Hij omarmde het als een realiteit in Zijn bestaan en droeg de pijn en het lijden. En Hij bracht dat steeds in verbinding met zijn Vader en met zijn discipelen. Zie o.a. Jezus in Getsemane.
Op het moment dat Hij aan het kruis hangend intense pijnen leed, bleef Hij oog houden voor zijn vervolgers, voor zijn moeder en voor zijn geliefde discipel. Daar waar wij de neiging hebben om om ons lijden heen te gaan, het te vermijden, ons er tegen te verzetten of ervan weg te vluchten, daar ging Jezus het aan. Hij ging het niet uit de weg.
Hoe gaan wij in de regel met onze pijn om? Woorden als ’je groot houden, je inhouden, je niet laten zien, er voor weglopen, tanden op elkaar, gewoon doorgaan, je niet laten kennen, je rug rechten, je vermannen… ze zijn zo herkenbaar voor veel van de cliënten die ik ontmoet. En, in alle eerlijkheid, ik heb zelf die neiging soms ook. Als we onze gevoelens en emoties wegdrukken dan is er in ons iets afgesplitst, weggestopt. De eenheid van ons zijn is ‘gebroken’ in stukken, in delen. Losse delen die we liever wegstoppen. Het ‘in stukjes zijn’ zit niet alleen in ons, we laten ons ook ‘in stukjes’ zien in de verbinding naar buiten. We zijn selectief in wat we wel en niet durven aangaan en met de ander delen.
Andere manieren om je pijn niet aan te gaan is om anderen verantwoordelijk te stellen voor jouw moeite. Of dat de ander een deel van de oplossing moet zijn van jouw problemen, je ‘eist’ de ander op om je te helpen jouw problemen te verlichten. Daarmee leg je iets van jezelf neer buiten jezelf, bij de ander.
Dat geeft allemaal een soort van verdeeldheid, splitsing, scheiding in jezelf. Dan ben je niet meer één. Er speelt iets in je, maar je wilt er niet aan. En als je niet ‘een’ bent in jezelf dan kan je niet meer ‘een’ zijn met de ander.
Eén zijn in jezelf wil dus niet zeggen dat het altijd ‘vrede’ in je is, dat het leven harmonisch verloopt. Eén-zijn in de gebrokenheid wil zeggen dat jij je verbindt met het lijden waarmee je geconfronteerd wordt.
Jezus missie: de eenheid herstellen
De gebrokenheid waarin wij leven gaat God zó enorm aan Zijn hart. Hij kan het gewoon niet verdragen. Daarom kwam Jezus naar deze aarde; om mens te worden onder de mensen. Hij moest mens worden om als mens ons deel van het verbond te houden. Allemaal dingen die laten zien dat Gods hart heelheid is… Dat is een enorme daad van liefde geweest. Een beetje te vergelijken met dat wij ons rustige, luxe en veilige leventje los zouden laten en op straat gaan leven en ‘wonen’ in een supergevaarlijk en smerig getto in een grote stad van een arm ontwikkelingsland.
Jezus’ doel voor Zijn komst naar de aarde was om de relatie tussen God en de mensen weer te herstellen. Om de breuk die in Genesis 3 was ontstaan weer te helen. Hij wilde weer dat wij één zouden worden met God en één met elkaar. We komen uit de eenheid (Gen. 1-2) en we gaan er uiteindelijk ook weer naar toe (Openbaring 21) als God alles weer zal herstellen.
Eenheid? Gebrokenheid!
We leven op dit moment tussen Genesis 3 en Openbaring 21. We hebben met de gebrokenheid in onszelf en met de wereld om ons heen te maken. Dat is onvermijdelijk. Het kan soms een heftige strijd in ons geven. We willen graag het goede doen en toch struikelen we vaker dan ons lief is [6]. We willen het niet maar het gebeurt toch. Een worsteling die ik zo in mezelf herken!
Ik verlang naar echt contact, van hart tot hart, maar zelf ben ik soms afstandelijk.
Ik verlang naar gezien worden/erkenning, maar zelf kan ik gesloten zijn en anderen daarmee wegjagen.
Ik verlang naar eerlijkheid en oprechtheid, maar zelf kan ik ook tactloos zijn.
Ik verlang naar verbonden zijn met de ander, maar soms heb ik zelf egoïstische trekjes.
Ik verlang naar verbondenheid, maar soms laat ik zelf mensen in de steek.
Ik verlang naar liefde, maar ik doe zelf mensen soms verdriet.
Ik verlang naar veiligheid, maar soms ben ik zelf er de oorzaak van dat mensen van me schrikken en zich niet veilig bij me voelen.
Ik verlang zo naar die eenheid, maar het lukt me lang niet altijd om daar mijn bijdrage aan te leveren. Omdat ik me tekort voel schieten in mijn mogelijkheden en bepaald wordt bij de scherpe randen van mijn karakter. We zullen de gebrokenheid in onszelf en tussen ons en de ander moeten aanvaarden als een gegeven. Het is niet anders. Zelfs in de natuur is het terug te zien. Een tulp is een prachtige schepping van God. Een narcis is eveneens een hele mooie bloem. Maar zet je ze beiden in dezelfde vaas dan gaat de tulp dood. Die verdraagt de narcis niet. Natuurlijk kan je dat verklaren vanuit ‘chemische processen’. Echter, op een gelijksoortige wijze kan ‘de chemie’ tussen jou en de ander het gevolg hebben dat een ‘samenzijn’ er niet in zal zitten en je elkaar niet zal verdragen.
Uiteraard moeten we ons wel blijven inzetten om in verbinding te blijven met de ander[7]. Ook al zal het ons echt niet gaan lukken om met iedereen door één deur te gaan en met iedereen goed om te gaan.
Hét gebed om eenheid
Vlak voordat Jezus gevangen genomen werd sprak Hij een heel intens gebed uit. Het was als het ware het laatste testament van Jezus, Zijn verlangen, zijn ‘laatste wil’ voor de mensen op deze aarde. Zeg maar een soort van geestelijk testament. Een gebed met zoveel lading en emotie! Hij bidt tot de Vader datgene dat Hij in hoofdstuk 15 al tot Zijn leerlingen had gezegd.
‘Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.
Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die u mij gegeven hebt omdat u mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden. Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’ (Joh. 17:21-26)
Alles wat Jezus hier bidt ademt
zo sterk het verlangen naar eenheid, verbondenheid en liefde uit. Voor mij komt
het over als het Sjema en de samenvatting van de wet maar dan in andere woorden
uitgesproken.
[1] zie Marc. 12:28-34
[2] Gen. 2:8
[3] Gen. 1:26
[4] Gen. 2:18-24
[5] https://nl.wikipedia.org/wiki/Ka%C3%AFn_en_Abel
[6] vergelijk Rom. 7:14-25
[7] Rom. 12:18