Verleidingen, een aanval op je identiteit

Nu kwam de beproever naar hem toe en zei: ‘Als u de ​Zoon van God​ bent, beveel dan die stenen in broden te veranderen.’
Hij zei tegen hem: ‘Als u de ​Zoon van God​ bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn ​engelen​ zal hij opdracht geven om u op hun handen te dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.”’
De ​duivel​ nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt.’ 
(Mat. 4:3, 4:6, 4:8-9)

Inleiding
Verleidingen; ik loop er regelmatig tegenaan, en kan ze soms moeilijk weerstaan. Ik ken ook verschillende vormen van verleidingen; waarschijnlijk net zoals jij. Het gaat vaak om situaties waarin ik keuzes moet maken en twijfel tussen het een of het ander. Een strijd die bij mij gaat over behoeftes en verlangens. Het komt er meestal op neer dat ik kan kiezen tussen wat goed en wat niet goed of zelfs fout kan zijn. Fout in de zin van schadelijk voor mezelf of misschien schadelijk voor een ander.  Tussen: ‘wat wil ik’ en ‘wat wil God’. Soms kan ik, als ik me er bewust van ben, een verleiding weerstaan. Maar dat lukt niet altijd. Daar kan ik me  beroerd door voelen. Het geeft me een gevoel van falen. Van tekortschieten. Dan voel ik me ‘een ellendig mens’. Zoals Paulus dat over zichzelf schrijft. Het goede wat ik wil doen, doe ik op dat moment juist niet![1]

Jezus werd veelvuldig op de proef gesteld en uitgedaagd. Een bekend voorbeeld is de verzoeking in de woestijn[2]. Typerend vind ik dat deze verzoekingen worden gedaan helemaal aan het begin van Zijn verlossingswerk op aarde[3]. Hij is nog niet eens begonnen en Satan staat al klaar om de zaak te ontwrichten. Het is net alsof Genesis 3 zich herhaalt, maar dan in een andere vorm. Satan probeert per direct Jezus los te breken van de relatie die Hij heeft met God, Zijn Vader. Om zo Jezus’ werk vanaf het begin krachteloos en nutteloos te maken.

Zo op het eerste gezicht lijken het heel bijzondere verzoekingen, die ver van ons afstaan. Stenen in brood veranderen? Vraag het mij, maar daarmee daag je mij echt niet uit; dat hoef ik niet eens te proberen. En, al wil ik God in alles vertrouwen, ik spring zeker niet van de Zwolse Peperbus af in de verwachting dat Zijn engelen mij opvangen. God heeft ons immers ook een helder verstand gegeven om nuchter te zijn en rekening te houden met de wetten van de zwaartekracht.
Het zijn volgens mij echter niet zomaar drie willekeurige verzoekingen die Jezus voorgeschoteld krijgt Ik heb het idee dat er iets diepers achter schuilgaat. Het gaat om iets veel wezenlijkers dan de drie zaken waarmee Satan Jezus verleidt. Het is een aanval op Zijn identiteit. Als u de ​Zoon van God​ bent, dan… Wanneer ik een ‘als – dan…’ redenatie hoor, sta ik vaak gelijk op scherp. Dan gaan bij mij de alarmbellen rinkelen. Er zit iets voorwaardelijks in. Je ‘mag’ iemand zijn, maar wel iemand onder de voorwaarde dat je… en vul de rest maar voor jezelf in.

In de essentie van die verzoekingen zit volgens mij ook de vertaalslag die we kunnen maken naar ons eigen leven. Dan worden die verzoekingen in de woestijn voor mij ineens veel meer herkenbaar; als verzoekingen in mijn eigen woestijnmomenten.
Ik wil met jou eens kijken naar wat volgens mij de drie hoofdverleidingen zijn onze levens:

  1. Stenen in brood veranderen: wat kan jij?
  2. Engelen: wie is er voor jou?
  3. Knielen: wat zijn al je bezittingen, wat heb je allemaal.

1. Stenen in brood veranderen; laat mij eens zien wat jij kan
‘Als u de ​Zoon van God​ bent, beveel dan die stenen in broden te veranderen.’

(Mat. 4:3)

Het is voor Jezus een klein kunstje; het veranderen van stenen in brood. Dat kan Hij. Geen twijfel mogelijk. Hij kan immers met een vingerknip met vijf broden en twee vissen de lege en knorrende magen vullen van duizenden mensen. En na Zijn veertig dagen van vasten heeft Hij een enorm hongergevoel en zal Hij waarschijnlijk niets liever willen dan een vers knapperig broodje.

“Laat mij eens zien wat jij kan”… Het is een vraag die we vanaf de peuterleeftijd te horen krijgen. Als we iets goed kunnen dan krijgen we complimenten en stralen we. En als het minder goed gaat dan volgen vanzelf de afkeuringen en benodigde correcties. Dat is de stijl waarmee wij opgevoed worden; beloning en straf, waardering en afkeuring, complimenten en kritiek. Het vormt ons denken en beïnvloedt ons gedrag. Ons hele school-, opleidings- en arbeidssysteem is daarop gebaseerd. Erkenning naar presteren. Logisch dat we daar ook ons zelfbeeld aan ophangen. Dat gebeurt vaak onbewust. Dus wat je kunt bepaalt in sterke mate de kijk op jezelf, jouw zelfbeeld. En dat zelfbeeld staat onder druk als je prestaties mislukken, als je faalt of tekortschiet. Of als je bijvoorbeeld niet voldoet aan je eigen of andermans verwachtingen.

We nemen deze manier van denken ook mee in onze relatie met God. Wij christenen worden op allerlei vlakken in ons leven verleid: bezit, relaties, seksualiteit; de wijze waarop wij over anderen spreken. Als we een verleiding weten te weerstaan dan voelen we ons sterk en ‘een goed christen’. Maar o wee, als we vallen. Als we niet dát doen wat God had gewild. Zoals we Zijn wil, Zijn leefregels en verlangens hoe met elkaar en met jezelf om te gaan kunnen kennen vanuit de Bijbel. Dan durven we, net als Adam en Eva, God niet onder ogen te komen. Op zulke momenten heb ik ook moeite om te bidden. Dat kan op dat moment vreselijk hypocriet voelen. Maar op deze manier laten we de ‘kwaliteit’ van ons christen-zijn afhangen van onze gedachten over wat we doen: is het goed of is het fout. Echter, daar gaat het uiteindelijk niet om. En aan de andere kant mogen we ook niet ons gedrag goedpraten, of ervan uitgaan dat God er lichtzinnig overheen stapt. Integendeel. Maar… ons christen-zijn hangt niet af van ons succes of falen. Ik kom daar later op terug. 

Je honger stillen… Het is de verleiding van comfort en gemak. Het zoeken van een instant-oplossing om je echte problemen te vermijden: Voel je dat je ergens in tekortkomt? Heb je honger naar iets, een letterlijke honger of een hunkerend verlangen? Dringt een behoefte zich bij je op? De kant-en-klare oplossing is altijd dichtbij!
We willen elk probleem oplossen en het liefst zo snel mogelijk; instant satisfaction: ik heb nú honger, ik wil nú eten. Ik heb nú behoefte aan aandacht, aan liefde, aan troost. De angst om iets te missen, de angst om te moeten leven met een ‘tekort’; dat wil je niet onderkennen, niet dragen, niet aanvaarden. ‘Broden’ kunnen een vlucht zijn. Zo snel mogelijk weg van het tekort, weg van de pijn en weg van het lijden.

We blijven onophoudelijk zoeken naar mogelijkheden voor een comfortabeler leven zonder lijden. Zelfs als dat eigen comfort betekent dat een ander lijdt. Zo heb ik er moeite mee om grotere stappen te zetten in het minderen van mijn welvaart. Ondanks alle gevolgen die dat heeft voor de sociale verhoudingen in de wereld en mijn ecologische voetafdruk. Mijn ‘ecologische voetafdruk’; een heel beschaafde term voor de schade die mijn keuzes veroorzaken aan de wereld om mij heen. Ik doe krampachtige pogingen om zuiniger te leven. Maar echt offeren, ‘tekort’ lijden en met minder genoegen nemen? Hoeveel meer ‘brood’ wil ik nog hebben, zelfs als ik al verzadigd ben?

Het goed willen doen… Goed willen presteren. Met name om aan anderen te laten zien waarin jij  allemaal slaagt. Omdat dit bevestigend werkt op hoe jij over jezelf denkt en graag wilt hoe anderen over jou denken. Dat ligt volgens mij heel breed. Het gaat niet alleen om je werk. Nee, je wilt ook een altijd liefdevolle man of vrouw zijn, de beste vader of moeder, de fijnste broer of zus, de meest betrokken collega, de ‘coolste’ vriend of vriendin en liefst ook nog in de sport grote successen behalen. In je werk voor de kerk of gemeente wil je natuurlijk ook enorm je best doen. Je gebed moet kloppen. Jouw toespraak, het pastorale gesprek, de muziek die je maakt, de organisatie van het programma, het moet allemaal ‘kloppen’. En ook belangrijk: jouw kennis en interpretatie van de Bijbel. In jouw ogen mag je niet falen, niet tekortschieten. ‘Niet voldoen’ kan wat jou betreft niet. Niet voor jezelf, niet naar anderen en zeker niet naar God. Dat linkt allemaal heel sterk aan je angsten en oordelen[4].

2. Engelen: wie is er voor jou?
Hij zei tegen hem: ‘Als u de ​Zoon van God​ bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn ​engelen​ zal hij opdracht geven om u op hun handen te dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.”’
(Mat. 4:6)

Ik zie hier twee elementen aan bod komen die een verband met elkaar lijken te hebben; enerzijds; je voet niet stoten aan een steen en anderzijds; engelen die je dragen. Het gaat volgens mij hier over de pijn van het leven en eenzaamheid.

Jezus was veertig dagen in de woestijn. Het woord ‘woestijn’ kun je ook vertalen met de synoniemen ‘troosteloos, wildernis, eenzaamheid’ [5]. Hij heeft alle leed, veertig dagen en nachten lang, in alle eenzaamheid, en zonder hulp van anderen moeten doorstaan. Pas daarna, na de verzoekingen kwamen de engelen om voor Hem te zorgen. Op dat moment was Jezus niet meer alleen.

Het leven kent vele oorzaken van pijn en verdriet. Een daarvan is de bijtende en schrijnende pijn van het niet verbonden zijn, het gevoel te hebben dat niemand je ziet, het niet in tel zijn, er niet bij horen, er alleen voor staan, al jouw problemen zelf moeten fixen;  daar kan een mens vanbinnen echt aan kapot gaan. Was niet dé wanhoopskreet van Jezus aan het kruis: “Mijn God, Mijn God; waarom hebt U mij verlaten”?
Wij zijn door God geschapen als relationele wezens. Jouw en mijn leven vindt zijn bevestiging in het contact met de ander[6]. Wie is er voor je als jij het moeilijk hebt? Bij wie ben jij in beeld? Wie vangt jou op als jij valt, wie helpt jou als jij je voet stoot aan een steen op je levenspad? Zonder wie zou jij ‘te pletter vallen’? We hebben elkaar nodig. Een van de grootste angsten van mensen is de angst om afgewezen te worden, ergens niet bij te horen, geen verbinding meer te hebben. We kunnen niet zonder de ander. Veiligheid is daarin een basisbehoefte.

We hebben veel over voor die zekerheid en verbondenheid met de ander. Voor de meesten van ons is het erg belangrijk hoe de ander naar ons kijkt: welk beeld heeft de ander van mij? Wat vindt de ander eigenlijk van mij? Dat kan zo sterk zijn, dat we meer dan eens onszelf kunnen verliezen. We passen ons teveel aan de ander aan, om de ander maar te behouden. We zijn daardoor onvoldoende trouw aan onze eigenheid. Hoe beter je er bij de ander voorstaat, hoe groter de kans dat de ander er voor je is op het moment dat je dat nodig hebt. We doen er veel voor om ‘afwijzing’ te voorkomen.
Het intrigeert me dat Satan de verzoeking doet om naar beneden te springen als hij met Jezus op het hoogste punt van de tempel staat en niet bijvoorbeeld op die zeer hoge berg in vers 8. De tempel, symbool voor het huis van God. God die onvoorwaardelijk van je houdt. En wat zegt Satan: “Spring er maar vanaf, laat dat maar los. Zoek het niet bij God maar bij schepselen.”

We hebben verbondenheid met de ander nodig maar we mogen er ten diepste niet in ongelijkwaardigheid afhankelijk van zijn. Je kan en mag de ander niet claimen voor jouw welzijn of om jou het lijden te besparen. De ander kan naast je staan maar jou het lijden niet ontnemen.
Een ander kan je niet behoeden voor de pijn van het leven, voor het stoten van je voet tegen de stenen op je levenspad. De ander is niet de oplossing van jouw probleem. Dat zal je zelf aan moeten gaan en zelf moeten dragen. God geeft hooguit ‘engelen’ om je heen om je kracht te geven om door het lijden heen te gaan [7].
Zoals Jezus het lijden 40 dagen en nachten[8] alleen heeft gedragen voordat hij door engelen werd verzorgd.
Moeten wij ook helemaal alleen door het lijden heen? Nee, ik denk niet dat dit de boodschap is die daarin zit. Ik vermoed meer dat het betekent dat jij alleen de drager bent van jouw leed en niemand anders. Uiteraard heb je anderen nodig. Maar niet om je het lijden en de pijn te ontnemen. Het zijn mensen, ‘engelen’, die God je geeft om bij te staan. Ze dragen zorg voor je om je door de moeilijke situaties, jouw pijnen heen te helpen.

3. Knielen voor je bezit
Satan neemt Jezus mee naar een zeer hoge berg. Naar de top waar Hij overzicht heeft over alle koninkrijken. En dat wordt hem allemaal aangeboden.
Zouden wij dat willen? ‘Koning’ mogen zijn over al onze levensgebieden? Alles kunnen overzien en beheersen, overal invloed op kunnen uitoefenen en alles onder controle hebben? Hoe aantrekkelijk klinkt jou dat in de oren?

Wat is jouw bezit, wat zijn jouw ‘koninkrijken’? Dat is volgens mij alles waarmee jij je kenbaar wilt maken, zichtbaar wilt zijn, hoe jij gezien wilt worden, alles waar jij zeggenschap over wilt hebben. Die dingen waar jij niet zonder kunt; dat wat jij niet wilt loslaten omdat het belangrijk is voor je gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen.

Je bezit is méér dan het materiele: jouw woning en huisraad, je inkomen; het spaargeld op de bank, de auto die voor de deur staat. Nee, het is ook de plek, de ruimte die je wilt innemen. Het is je aanzien bij anderen, je plaats op de maatschappelijke ladder, je positie op je werk of in de kring, van vrienden en bekenden. Jouw ‘bezit’ is ook de plek die je wilt innemen in de kerk, het is hoe jij zichtbaar wilt zijn. Het kan je huishouden zijn waar jij de scepter wilt zwaaien. Het kan je burgerlijke staat zijn en de waarde die jij daaraan ontleent voor jouw gevoel van eigenwaarde. Het gaat om jouw status(-symbolen), het zelfgecreëerde imago of jouw uiterlijk met alles wat er volgens jou aan mankeert. En natuurlijk jouw kleding, de grootse of spannende verhalen die je te vertellen hebt, jouw prestaties en dat mooie cv met al je diploma’s en ervaringen. Niet te vergeten jouw digitale connecties waarmee je kan pronken of misschien wel het aansprekende beroep van familieleden of vrienden.
Het kan je (merk en type) auto zijn en de manier waarop jij je gedraagt op de weg. Het kan je drang zijn in het ‘gelijk willen hebben’ en jouw moeite met tegenspraak. En, waarom ‘moeten’ sommige mensen altijd spelletjes winnen en kunnen ze niet tegen hun verlies? Verliezen ze misschien voor hun idee meer dan alleen dat spelletje?

Zou je met dit alles willen vertellen wie jij bent, hoe jij naar jezelf kijkt of hoe jij gezien wilt worden? Zijn het ‘eigendommen’ die je nodig hebt in jouw zoektocht naar erkenning en je betekenis geven in het leven? Hoeveel investeer je in al deze zaken? Qua tijd en energie? Hoe gefocust ben je erop? Wat kost het je en wat levert het je op? Ik zeg niet dat het verkeerd is om materiele en immateriële zaken te hebben en er zuinig mee om te gaan. Het gaat er wel om hoe bepalend ze zijn voor je gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Des te belangrijker iets is voor je  en hoe meer waarde je eraan ihecht, des te groter de kans op verleiding.

Samenvattend
Dit zouden de valkuilen kunnen zijn in het denken over jezelf:

  • Je bent wat je kan en wat je presteert. En dus ben je voor je bestaan en je gevoel van eigenwaarde afhankelijk van je succes of falen.
  • Je bent hoe anderen je zien. En dus ben je voor je bestaan en je gevoel van eigenwaarde afhankelijk of de ander trouw aan jou blijft of niet.
  • Je bent wat je bezit. En dus ben je voor je bestaan en je gevoel van eigenwaarde afhankelijk van de optelsom van je winst en verlies.

Je wilt graag iemand ‘zijn’ en gezien worden. Daarin kan je ook een soort van leegte in jezelf proberen te vullen. Een leegte die zich ten diepste niet laat vullen door de bovenstaande manieren van denken en handelen. De vervulling is vaak maar tijdelijk en voorwaardelijk. 

“Als u de Zoon, als jij een zoon / dochter van God bent …” en dan komt door satan de aanval op ons doen en laten. Maar daar gaat het niet om. De essentie zit in wat er gebeurde voordat Jezus door de Geest de woestijn werd ingeleid. Toen werd over Hem uitgesproken: ”Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde”.
In geloof bén jij een zoon of dochter van God, van je hemelse Vader. Hij houdt van jou en je bent in Zijn ogen zó kostbaar en Hem dierbaar. Hij wil ons voor eeuwig bij Hem hebben; daarom is Jezus voor jou, voor mij, voor ons aan het kruis gegaan. In de relatie met Hem ligt jouw en mijn identiteit verankerd en nergens anders in. Daar doet jouw gedrag niets aan af!

“Als jij een zoon of dochter van God bent, dan vindt Hij in jou vreugde”.[9]
Misschien wel de enige ‘als – dan’ redenering waarbij ik niet op scherp spring maar van blijdschap opspring!

Zie ook Wie ben ik in Christus?
Zie ook zelfvertrouwen


[1] Rom. 7: 19, 24

[2] Mat. 4: 1-11

[3] Zie Luc. 3:21-23

[4] Zie ook bij oordelen hebben en bij De 8e steen

[5] Bron scripture4all.org  bij Mat. 4:1

[6] Zie ook bij Eén-zijn

[7] Zie ook bij Jezus in Getsemane

[8] Het getal 40 in de Bijbel staat vaak symbool voor ‘lijden’ of ‘beproeving’.

[9] Vergelijk Sefanja 3:17